Geschiedenis bij meneer van G. Drie havo. Inmiddels bijna dertig jaar geleden.
‘Iris, kom maar uit je stoel, hupsakee, voor de klas. Jij bent te dik. Ik wil dat jij hier voor de klas gaat springen. Jij kan wel wat lichaamsbeweging gebruiken.’
Ik dacht dat ik het verkeerd had gehoord.
‘Ben je ook nog doof?!’ Meneer van G. praatte met consumptie, kleine zwarte spettertjes landden voor hem op zijn tafel.
Hij at pottertjes uit een rechthoekig zwart doosje met gouden lettertjes. Het doosje stond op de hoek van zijn bureau. Zwarte snoepjes die niet zoet waren en eruit zagen als konijnenkeutels. Door die pottertjes had hij voortdurend van van die zwarte mondhoeken.
Wilde hij nou echt dat ik voor de klas ging staan? Was het een grapje?…
‘Opschieten! Kom van je luie reet!’ snerpte hij spugend door het lokaal. Ik liep naar het grote groene schoolbord en sprong op en neer, terwijl dertig pubers me aanstaarden met een lege blik en holle ogen. Ik keek zonder te kijken. Misschien moesten ze wel lachen, misschien moest meneer van G. wel lachen. Dat laatste lijkt me zeer waarschijnlijk.
Ik was te dik, lui en niet goed genoeg
Dit is een verhaal dat ik niet graag opschrijf. Het voelt als overtuigende bewijslast dat ik te dik was. En dus lui. Vet. Niet goed genoeg. Meneer van G. bevestigde het gevoel dat er wat mis was met mij. Het bewijst dat het meer was dan slechts een gedachte in mijn hoofd. Het was een feit. Ik wás gewoon te dik.
Ik heb me al die jaren geschaamd
Deze ervaring heeft me niets goeds opgeleverd. Wel is het zo dat ik hier nooit over sprak, of nooit over heb geschreven omdat ik me jaren later nog bleef schamen. Lang heb ik me gedistantieerd van het vijftienjarige meisje dat ik ooit was. Het voelde alsof alleen mijn herinneringen mochten bestaan van de periodes waarin ik slanker was. Want dat ik er, op die voorwaarde, wel mocht zijn.
De gedachte is niet het probleem, maar dat ik het geloofde
Nu ik me niet langer versmolten voel met de gedachte dat ik te dik ben, is het verleidelijk om te doen alsof ik daar ook nooit mee heb geworsteld. Ik schaamde me. En door het nu te negeren, er niet over te schrijven, het niet expliciet te benoemen, voelt het voor mij nog steeds alsof ik een deel van mezelf blijf afkeuren of wegstoppen.
Mijn eigenliefde was voorwaardelijk
Ik vond mezelf niet zo heel erg leuk vroeger en daarom propte ik mezelf vol. Eten gaf me troost. Als een warme deken. Het leek op liefde. En daar hunkerde ik naar. Het meest nog liefde voor mezelf, maar het was voor mij onmogelijk van mezelf te houden, want ik was immers te dik. Een catch 22. Mijn eigenliefde was voorwaardelijk. Eerst moest ik mezelf mooi vinden en om mezelf mooi te vinden, moest ik slank zijn.
Nu voel ik pijn en geen afkeer
Omdat ik nu weet wat ik weet, wil ik zo graag dat niemand dit meer hoeft mee te maken. Als ik nu deze worsteling zie bij jonge meiden, die ongelukkig zijn met zichzelf, dan raakt me dat. Daardoor voel ik ook nu compassie voor mezelf als vijftienjarige. Ik kan mijn verleden niet herschrijven. Wel kan ik er nu iets mee doen, iets waar ik vroeger niet toe in staat was.
Het voelde als een last op mijn schouders
Soms leek het alsof iedereen om me heen slank was, rijk, succesvol, gezond. Alsof ik met mijn overgewicht, als een soort zware rugtas op mijn schouders, iedere keer naar beneden werd getrokken. Zolang ik die tas met ellende niet wilde voelen, ontkende, en van alles deed om ervan af te komen, bleef het me naar beneden trekken. Daardoor kwam ik niet in beweging.
Omarm de pijn
Pas toen ik mijn rugzak dichtbij me ging dragen, ging omarmen, kwam de omslag. Al dat gewicht hoort bij mij. Die volle rugtas is ook mijn context, mijn verhaal. En dat mag er zijn. Pas toen ik mijn verleden kon omarmen, toen ik mezelf volledig liet zijn, met alles erop en eraan, toen ontstond er pas verbinding.
Ik accepteerde mezelf toen ik op mijn dikst was
Zelfacceptatie was het. En gek genoeg, was ik toen misschien wel op mijn dikst. Ik voelde diep van binnen dat ik meer was dan wat ik leek te zien in de spiegel. Ik was bereid mezelf te accepteren, precies zoals ik op dat moment was. En ik werd mezelf en ik viel af. Collatoral damage.
Ik ben meer dan mijn lichaam
Nog steeds vind ik mezelf soms te dik, maar het voelt nu zo anders. Het is alsof ik vroeger ongelovig was en nu geloof. En dat is ook wel een beetje zo. Want ik was niet in staat me te verbinden, omdat ik me distantieerde van mezelf. Of in elk geval van delen van mezelf. En voor mij is dat de sleutel. Inmiddels voel ik me zoveel meer dan alleen een lichaam.
De weg naar zelfacceptatie en compassie
Terugkijkend weet ik niet waar ik die kracht als vijftienjarige vandaan had moeten halen. Zeker niet ten overstaan van een geschiedenisleraar. Daarom schrijf ik het nu op. Ik omarm mijn verleden en voel compassie met mezelf als puber. En ik hoop dat de jonge meiden zoals ik toen, nu de weg vinden naar acceptatie en compassie. Ervaren dat ze meer zijn dan slechts een (idee van) hun lichaam. Ik wil niet dat deze jonge vrouwen verdwijnen, zichzelf verstoppen. Ik wil dat we met z’n allen opstaan en de klas uitlopen, want nu vind ik mezelf danwel de moeite waard. Geschiedenis vind ik nog steeds heel stom.